Oeneis norna

(Thunberg, 1791)

Noordse toendravlinder

Beschrijving:
De noordse toendravlinder komt zowel in droge als natte biotopen voor: in met mossen en grassen begroeide moerassen, langs moerassen en waterstroompjes, bij laag berkenstruweel, op schaars begroeide open plekken in berkenbos en op zonnige, rotsachtige hellingen met lage struiken. De vlinders zitten een groot deel van de dag met gesloten vleugels op boomstammen of op de grond en vallen dan nauwelijks op. Het zijn snelle vliegers die moeilijk te benaderen zijn. Het vrouwtje legt de eieren op verschillende soorten zeggen en grassen. De ontwikkeling van ei tot vlinder duurt twee jaar (de rupsen overwinteren twee keer).

Leefgebied:
Sub-alpien grasland
Heide en struweel
Hoogveen
Matig voedselrijk grasland
Vochtig grasland en ruigte

Sterk gelijkende soorten:
Oeneis bore
Oeneis glacialis

Verspreiding:
Komt in Lapland voor, in M-Noorwegen, in NW-Zweden vanaf Jämtland en in NW-Finland. Vliegt van 250-900m.

Vliegtijd:
juni, juli.

Status Europa:
Soort is thans niet bedreigd in Europa.

Status Benelux:
Komt niet in de Benelux voor.

Trend en mate van voorkomen per land:
O. norna 7

%LABEL% (%SOURCE%)