Hipparchia statilinus

(Hufnagel, 1766)

Kleine heivlinder

Beschrijving:
De kleine heivlinder is vooral in het noordelijk deel van zijn verspreidingsgebied een typische steppebewoner. Hij komt voor in zeer warme, droge en schrale gebieden met veel open grond en weinig vegetatie, zoals rotsparteien en randen van stuifzanden. De eitjes worden een voor een vanaf de grond aan dorre grassprieten geplakt. Waardplanten zijn Corynephorus canescens (buntgras), Festuca ovina (schapengras), Agrostis vinealis (zandstruisgras), Bromus (dravik), Stipa (vedergras) en andere soorten. De jonge rups overwintert in een graspolletje. Als het niet vriest, blijft ze ook gedurende de winter actief. Na de overwintering begint de groei pas goed. Toch ontwikkelt de rups zich zeer langzaam en verpopt pas tegen het einde van de zomer in augustus. De vliegtijd van de kleine heivlinder, die maar één generatie per jaar voortbrengt, is dan ook zeer laat. De kleine heivlinder is behoorlijk variabel in grootte en vleugelpatroon. De vlinders van de nederlandse populaties zijn kleiner en eenvoudiger getekend dan de zuidelijke soortgenoten.

Leefgebied:
Droge zure graslanden
Droog kalkgrasland en steppe

Sterk gelijkende soorten:
Hipparchia fatua

Verspreiding:
Een soort van ZW- tot ZO-Europa. Komt voor op het Iberisch Schiereiland, in ZW- en Z-Frankrijk, Italië, Z-Zwitserland, Oostenrijk en de hele Balkan. Tot in ZO-Polen en Litouwen. Enkele populaties in Nederland. Vliegt van zeeniveau tot 1500m.

Vliegtijd:
juni, juli, augustus, september, oktober.

Status Europa:
Soort is thans niet bedreigd in Europa.

Status Benelux:
In Nederland kwetsbaar, verdwenen uit Vlaanderen sinds 1930.

Trend en mate van voorkomen per land:
H. statilinus 7

%LABEL% (%SOURCE%)