Lopinga achine

(Scopoli, 1763)

Boszandoog

Beschrijving:
De boszandoog is een bewoner van vochtige loofbossen of gemengde bossen met uitbundige struik- en kruidlaag. Ze komen daarin voor op open warme plekken. In de winter kunnen de vliegterreinen onder water staan. De vlinders bezoeken zelden bloemen. Ze voeden zich met honingdauw, het vocht op knoppen en uitscheidingen van bloedende bomen. De mannetjes zitten ook bij plassen op de grond te zuiden, terwijl de vrouwtjes voornamelijk in het kronendak verblijven. De eitjes worden afgezet op allerlei grassoorten, onder andere Festuca (zwenkgras), Poa (beemdgras), Calamagrostis (struisriet) en Brachypodium (kortsteel). Ook zeggensoorten (Carex) zouden worden belegd. De rups overwintert halfvolgroeid in een graspol. Later vindt ook de verpopping in een graspol plaats. De boszandoog vliegt in één generatie per jaar.

Leefgebied:
Gemengd bos
Naaldbos
Zomergroen loofbos

Sterk gelijkende soorten:
Coenonympha oedippus
Aphantopus hyperantus

Verspreiding:
Een centraaleuropese soort met een plaatselijk voorkomen, zeer schaars. In Spanje mogelijk alleen in Vizcaya, in Frankrijk behalve Atlantische kust en zuiden, Zwitserland, N-Italië via Julische Alpen naar het oosten, aansluitend van ZO-Duitsland tot Z-Finland. Vliegt van 200 tot 1500m.

Vliegtijd:
juni, juli.

Status Europa:
Kwetsbaar in Europa door achteruitgang van 20-50% in de laatste 25 jaar.

Status Benelux:
Niet meer in de Benelux. In Nederland dwaalgast (een waarneming in 1866), verdwenen uit Wallonië. Dichtstbij gelegen populaties in Midden-Duitsland en Frankrijk, op enkele vliegterreinen en in lage aantallen.

Trend en mate van voorkomen per land:
L. achine 7

%LABEL% (%SOURCE%)