(Fabricius, 1787)
Kleine rotsvlinder
Beschrijving:
De kleine rotsvlinder komt voor op open plekken in bossen en bosweiden. Meestal zijn het relatief warme plaatsen met rotsparteien. De vlinders zitten graag op de warme rotsen of op de grond te zonnen. De eitjes worden een voor een afgezet op een aantal grassoorten, onder andere Festuca (zwenkgras), Calamagrostis (struisriet) en Dactylis (kropaar). De overwintering kan in het laatste rupsstadium of als pop gebeuren. De kleine rotsvlinder vliegt in één generatie per jaar.
Leefgebied:
Sub-alpien grasland
Gemengd bos
Naaldbos
Sterk gelijkende soorten:
Lasiommata megera
Lasiommata paramegaera
Lasiommata maera
Verspreiding:
Komt plaatselijk voor in de hogere berggebieden in het zuiden van Europa (500 tot 2500m) en in Scandinavië (100 tot 1200m).
Vliegtijd:
april, mei, juni, juli, augustus.
Status Europa:
Soort is thans niet bedreigd in Europa.
Status Benelux:
Niet in de Benelux. Scandinavië en Zuidoost-Frankrijk
Trend en mate van voorkomen per land:
L. petropolitana 7