Colias hyale

(Linnaeus, 1758)

Gele luzernevlinder

Beschrijving:
De gele luzernevlinder komt voornamelijk voor op klaver- en luzernevelden en ook op extensief begraasde weiden met veel vlinderbloemigen. Hij komt in open landschappen voor met weinig bosschages en struiken. De eitjes worden op veel soorten vlinderbloemigen afgezet. De rups voedt zich met de jonge bladeren. De overwintering vindt ook als halfvolwassen rups plaats. Voor de verpopping in een gordelpop hecht de rups zich aan een stengel van de waardplant vast. De gele luzernevlinder vliegt in twee tot drie generaties, afhankelijk van de geografische ligging en hoogte van het vliegterrein. In het noorden is het een trekvlinder, in het zuiden een standvlinder. De gele en de zuidelijke luzernevlinder lijken bijzonder veel op elkaar. Een zekere determinatie is dan ook niet altijd mogelijk. De zuidelijke luzernevlinder wordt vrijwel alleen op kalkgraslanden met Hippocrepis comosa (paardenhoefklaver) gezien. De gele luzernevlinder heeft weliswaar een voorkeur voor klaver- en luzernevelden, maar op trek kan hij vrijwel overal opduiken.

Leefgebied:
Braakliggend terrein
Droge zure graslanden
Droog kalkgrasland en steppe
Matig voedselrijk grasland

Sterk gelijkende soorten:
Colias alfacariensis
Colias erate

Verspreiding:
Een midden-europese soort. Z-Zweden en Z-Finland, Baltische Staten, Denemarken, ZO-België, Frankrijk, Pyreneeën, verder in Spanje bij Granada en Palencia, Zwitserland, Oostenrijk tot N-Balkan. Ontbreekt in Italië, de westelijke en de zuidwestelijke Balkan, Griekenland en op de mediterrane eilanden. In het noorden van het verspreidingsgebied als trekvlinder. Vliegt van zeeniveau tot 1800m hoogte.

Vliegtijd:
mei, juni, juli, augustus, september, oktober.

Status Europa:
Soort is thans niet bedreigd in Europa.

Status Benelux:
In de Benelux een trekvlinder.

Trend en mate van voorkomen per land:
C. hyale 7

%LABEL% (%SOURCE%)