(Moll, 1783)
Gletsjervlinder
Beschrijving:
De gletsjervlinder is rond de 1500m te vinden bij droge struweelvegetaties, boven de boomgrens vliegen de vlinders op droge, stenige alpengraslanden en bij zonnige, open en droge hellingen. De meeste leefgebieden liggen in de buurt van een beekje. De mannetjes verdedigen vanaf een steen een territorium en verjagen andere vlinders en ook andere insecten. Het vrouwtje legt de eitjes één voor één dicht bij de grond op verdroogde grashalmen. De rups overwintert in het eerste stadium en na een groeiseizoen te hebben gegeten overwintert hij nog een keer in het laatste stadium. Uiteindelijk verpopt hij tussen april en juni. Belangrijkste waardplant is Festuca ovina (genaald schapengras), maar ook andere Festuca -soorten worden gebruikt.
Leefgebied:
Sub-alpien grasland
Oevervegetatie
Puinhellingen
Steile rotsen - binnenland
Sterk gelijkende soorten:
Oeneis norna
Oeneis bore
Verspreiding:
Komt in de Alpen voor vanaf de Franse Alpen tot in de Karnische Alpen in Z-Oostenrijk. Vliegt van 1400-2900m.
Vliegtijd:
juni, juli, augustus.
Status Europa:
Soort is thans niet bedreigd in Europa.
Status Benelux:
Komt niet in de Benelux voor.
Trend en mate van voorkomen per land:
O. glacialis 7