Freyer, 1829
Oostelijke weerschijnvlinder
Beschrijving:
De oostelijke weerschijnvlinder is een soort van zeer warme en vochtige plekken. De vlinders zijn te vinden langs beboste rivieroevers waar de waardplant Salix alba (schietwilg) groeit. De mannetjes en vrouwtjes ontmoeten elkaar bij de boomtoppen van hoge schietwilgen en de vrouwtjes leggen de eitjes in de kronen van de wilgen. Meestal leggen ze op een blad een paar eitjes bij elkaar. De rupsen groeien snel en verpoppen onder een blad of aan een twijg. De rupsen van de daarop volgende generatie overwinteren. De vlinders zelf hebben een ruime voedselkeuze: de vrouwtjes bezoeken bloemen, rijpende vruchten en zuigen honingdauw van bladluizen op; de mannetjes zijn op vochtige grond te vinden, op uitwerpselen en op dode dieren; ook het sap van bloedende bomen is voor de vlinders aantrekkelijk.
Leefgebied:
Gemengd bos
Oevervegetatie
Rivierbos
Zomergroen loofbos
Sterk gelijkende soorten:
Apatura ilia
Apatura iris
Verspreiding:
Komt in ZO-Europa lokaal langs grotere rivieren voor, met name langs de Donau en zijrivieren (Tisza, Drava, Sava). Vliegt in Z-Hongarije, O-Kroatië, N- en Z-Bosnië-Hercegovina, NW- en Z-Joegoslavië, NW-Albanië, verspreid in Bulgarije, in ZO-Roemenië en in het uiterste noordoosten van Griekenland. Vliegt tot 650m.
Vliegtijd:
mei, juni, juli, augustus, september.
Status Europa:
Soort is thans niet bedreigd in Europa.
Status Benelux:
Komt niet in de Benelux voor.
Trend en mate van voorkomen per land:
A. metis 7