(Moore, 1865)
Oostelijk tijmblauwtje
Beschrijving:
Het oostelijk tijmblauwtje komt voor in droge graslanden (op een zandige of stenige bodem), op zuidhellingen met grazige vegetatie, bij steilranden, rotsachtige geulen, langs (spoor)wegbermen en bij struweelvegetaties. Als waardplant worden verschillende Thymus -soorten (tijm) gebruikt en ook Satureja -soorten (bonenkruidsoorten, oude naam is steentijm). Het vrouwtje legt de eieren meestal op de bloemen van de waardplant. De rupsen eten van de bloemen en de rijpende zaden en worden vaak samen met mieren gevonden. De soort heeft twee generaties per jaar.
Leefgebied:
Droge zure graslanden
Droog kalkgrasland en steppe
Sterk gelijkende soorten:
Pseudophilotes baton
Pseudophilotes bavius
Verspreiding:
Komt in grote delen van O-Europa voor: vanaf Z-Finland en de Baltische staten, via ZO-Duitsland, O-Oostenrijk en NO-Italië en verder oostwaarts in de Balkan tot in Griekenland, op veel Griekse eilanden en op Cyprus. Ontbreekt in Bosnië-Hercegovina, Macedonië en Joegoslavië. Vliegt tot 1900m.
Vliegtijd:
april, mei, juni, juli, augustus.
Status Europa:
Kwetsbaar in Europa door achteruitgang van 20 tot 50% in de laatste 25 jaar.
Status Benelux:
Komt niet in de Benelux voor.
Trend en mate van voorkomen per land:
P. vicrama 7