Thymelicus sylvestris

(Poda, 1761)

Geelsprietdikkopje

Beschrijving:
Het geelsprietdikkopje komt voor op allerlei bloemrijke plaatsen met hoge grassen, zoals graslanden, wegbermen, beekoevers en dergelijke. Populaties kunnen soms zeer groot zijn. Regelmatig vliegen ze samen met het zwartsprietdikkopje. Bij het geelsprietdikkopje is de onderkant van de voelsprietknop bruin tot geel, bij het zwartsprietdikkopje echter zwart. Bij het geelsprietdikkopje is de geurstreep op de voorvleugel van het mannetje breder en opvallender. Het vrouwtje plakt de eitjes in groepen van drie tot twintig in de bloeiaren en bladschedes van breedbladige grassoorten. Ze wil daarvoor alleen verse groene bladeren. De jonge rupsen verlaten na een week of drie de eischaal en beginnen direct een spinsel aan te leggen voor de overwintering. Ze foerageren en groeien pas in het volgende voorjaar. Ze foerageren eerst overdag, later ook 's nachts. De verpopping vindt in de vegetatie plaats in een los spinsel van fijne witte draadjes. De vlinder hebben vrij veel nectar nodig. Ze bezoeken graag distels en knoopkruid en andere paarse of roze bloemen om nectar te zuigen. Het geelsprietdikkopje vliegt in één generatie per jaar.

Leefgebied:
Droge zure graslanden
Droog kalkgrasland en steppe
Matig voedselrijk grasland
Zomergroen loofbos

Sterk gelijkende soorten:
Thymelicus lineola
Thymelicus acteon
Thymelicus hyrax

Verspreiding:
Het geelsprietdikkopje is wijdverbreid in heel Europa behalve Sardinië en Corsica, Balearen, Ierland, het noorden van Groot-Brittannië, Noorwegen, Zweden en Finland. Vliegt van zeeniveau tot 1900m.

Vliegtijd:
mei, juni, juli, augustus.

Status Europa:
Soort is thans niet bedreigd in Europa.

Status Benelux:
In de Benelux niet bedreigd.

Trend en mate van voorkomen per land:
T. sylvestris 7

%LABEL% (%SOURCE%)