Thymelicus lineola

(Ochsenheimer, 1808)

Zwartsprietdikkopje

Beschrijving:
Het zwartsprietdikkopje komt voor op allerlei bloemrijke plaatsen met hoge grassen, zoals graslanden, wegbermen en beekoevers. Populaties kunnen soms zeer groot zijn. Regelmatig vliegen ze samen met het geelsprietdikkopje. Bij het zwartsprietdikkopje is de onderkant van de voelsprietknop zwart, bij het geelsprietdikkopje echter bruin tot geel. Het vrouwtje plakt de eitjes in groepen van drie tot twintig in de bloeiaren en bladschedes van breedbladige grassoorten, die dan al dor zijn. Hier overwinteren de eitjes. De rupsen ontwikkelen zich pas in het volgende voorjaar. Ze foerageren eerst overdag, later ook 's nachts. De verpopping vindt in de vegetatie plaats. De poppen kunnen als gordelpop aan een grasspriet verankert zijn, maar ook vrij hangende poppen komen voor. De vlinder hebben vrij veel nectar nodig. Ze bezoeken graag distels en knoopkruid en andere paarse of roze bloemen om nectar te zuigen. Het zwartsprietdikkopje vliegt in één generatie per jaar.

Leefgebied:
Braakliggend terrein
Droge zure graslanden
Matig voedselrijk grasland

Sterk gelijkende soorten:
Thymelicus sylvestris
Thymelicus acteon
Thymelicus hyrax

Verspreiding:
Het zwartsprietdikkopje is wijdverbreid in heel Europa behalve Sardinië, Ierland, het noorden van Engeland en het noorden van Scandinavië. Vliegt van zeeniveau tot 2200m.

Vliegtijd:
mei, juni, juli, augustus.

Status Europa:
Soort is thans niet bedreigd in Europa.

Status Benelux:
In de Benelux niet bedreigd.

Trend en mate van voorkomen per land:
T. lineola 7

%LABEL% (%SOURCE%)