(Schneider, 1792)
Pooltoendravlinder
Beschrijving:
De pooltoendravlinder komt het meest voor op vrijwel kale berghellingen en op droge, stenige terreinen met een vegetatie van lage grassen, mossen en korstmossen. Op grote hoogten vliegen de vlinders langs hellingen en richels die beschut liggen tegen de westenwinden. Met name de vrouwtjes zijn - op zoek naar nectarplanten - ook in wat vochtiger terreinen te vinden. De eitjes worden onder andere op Festuca ovina (genaald schapengras) gelegd, met name op graspolletjes die in de beschutting van rotsen of bij struikjes groeien. De ontwikkeling van ei tot vlinder duurt twee jaar (de rupsen overwinteren twee keer).
Leefgebied:
Sub-alpien grasland
Heide en struweel
Puinhellingen
Steile rotsen - binnenland
Vochtig grasland en ruigte
Sterk gelijkende soorten:
Oeneis norna
Oeneis glacialis
Verspreiding:
Komt alleen in Lapland voor. Vliegt van 100-1100m.
Vliegtijd:
juni, juli.
Status Europa:
Soort is thans niet bedreigd in Europa.
Status Benelux:
Komt niet in de Benelux voor.
Trend en mate van voorkomen per land:
O. bore 7