(Scopoli, 1763)
Spireazwever
Beschrijving:
De spireazwever is een soort van open, vochtige bossen en komt zowel in loofbossen als gemengde bossen voor. De vlinders lijken op die van de kleine ijsvogelvlinder die ook in bossen leeft. Ze worden zelden nectardrinkend op bloemen gezien. Als waardplanten worden Aruncus dioicus (geitenbaard), Filipendula ulmaria (moerasspirea), Spiraea chamaedryfolia (iepspirea) en S. salicifolia (theeboompje) gebruikt. Het vrouwtje legt de eitjes afzonderlijk op de bovenkant van het blad. Het rupsje eet eerst de eischaal grotendeels op en maakt daarna een schuilplaats in de punt van het blad: op vier plekken worden dwars in het blad langwerpige gleuven geknaagd, waarna de bladranden aan elkaar worden gesponnen. Alleen om te eten verlaat de rups haar schuilplek. In de herfst maakt ze van een ander blad een nieuwe behuizing om daarin te overwinteren.
Leefgebied:
Gemengd bos
Rivierbos
Zomergroen loofbos
Sterk gelijkende soorten:
Neptis sappho
Verspreiding:
Komt voor vanaf de zuidkant van de Alpen (vanaf het Aosta-dal), Z-Zwitserland en ZO-Oostenrijk en verder oostwaarts tot in Z-Polen en Roemeniƫ en plaatselijk in de Z-Balkan tot in N-Griekenland. Vliegt van 500-1600m.
Vliegtijd:
juni, juli.
Status Europa:
Soort is thans niet bedreigd in Europa.
Status Benelux:
Komt niet in de Benelux voor.
Trend en mate van voorkomen per land:
N. rivularis 7