(Linnaeus, 1761)
Vals heideblauwtje
Beschrijving:
Het vals heideblauwtje komt voor op schrale graslanden en kruidenrijke heiden, zowel in open situaties als in bossen. De vliegterreinen kunnen droog tot matig vochtig zijn. De eitjes worden afgezet op veel verschillende soorten vlinderbloemigen, zoals Cytisus scoparius (brem), Genista pilosa (kruipbrem), Lotus corniculatus (gewone rolklaver), Coronilla varia (kroonkruid), Melilotus albus (witte honingklaver), maar ook op Ericaceen (Calluna vulgaris , Vaccinium uliginosum) en zonneroosjes (Helianthemum oelandicum). Het ei wordt tegen houtige delen geplakt, waar het overwintert. De rupsen worden zeer veel bezocht door mieren, voornamelijk van de geslachten Formica en Lasius . Voor de verpopping kruipt de rups in de gangen van mierennesten. Afhankelijk van de geografische ligging en hoogte van het vliegterrein komen een tot twee generaties per jaar voor.
Leefgebied:
Droge zure graslanden
Gemengd bos
Heide en struweel
Matig voedselrijk grasland
Sterk gelijkende soorten:
Plebeius argus
Plebeius argyrognomon
Plebeius pylaon
Polyommatus escheri
Verspreiding:
Wijdverbreid in grote delen van Europa. Ontbreekt in Portugal en grote delen van Spanje behalve o.a. Sierra Nevada, Montes Universalis en het noorden. Komt verder niet voor in Z-Italiƫ, Z-Griekenland, mediterrane eilanden en Groot-Brittanniƫ. Vliegt van 200 tot 2100m.
Vliegtijd:
juni, juli, augustus.
Status Europa:
Soort is thans niet bedreigd in Europa.
Status Benelux:
In Nederland verdwenen sinds 1983, in Vlaanderen en Walloniƫ ook verdwenen. Lokaal, soms in lage aantallen op kruidenrijke heide in Zuid-Frankrijk, Duitsland en Denemarken.
Trend en mate van voorkomen per land:
P. idas 7