(Linnaeus, 1758)
Groot geaderd witje
Beschrijving:
Het groot geaderd witje kan in veel verschillende landschappen en begroeiingstypen worden aangetroffen. Ze zitten graag bij nectarplanten zoals distels en lijken een voorkeur te hebben voor plekken in de buurt van bossen en struwelen. Het is echter een redelijk zwerflustige soort, die je overal tegen kunt komen. De eitjes worden in grote groepen van vaak 60 en meer bij elkaar afgezet op de bladeren van bomen en struiken van plantensoorten uit de familie van de rozen, zoals, meidoorn, sleedoorn, kers en appel. Dat doen zij ook op fruitbomen. De rupsen leven in een rupsennest bij elkaar totdat ze gaan verpoppen. Ook de overwintering vindt in een rupsennest plaats. Voor de verpopping verdelen ze zich over hun waardplant. De pop is een gordelpop, geel met zwarte stippen. Het groot geaderd witje vliegt in één generatie per jaar. In Nederland kon deze vlinder vroeger plaatselijk zo algemeen zijn, dat ware plagen konden ontstaan. Nu komen nog slechts zwervers hier terecht.
Leefgebied:
Bomenlanen en heggen
Gemengd bos
Zomergroen loofbos
Sterk gelijkende soorten:
Parnassius mnemosyne
Verspreiding:
In grote delen van Europa tot 64°NB wijdverbreid en algemeen. Komt niet voor op de Britse Eilanden, het midden en noorden van Noorwegen, Zweden en Finland, de atlantische eilanden, de Balearen, Corsica, Sardinië, de Ionische eilanden, Kreta en de Cycladen. Uitgestorven in Nederland, Tsjechië en de Britse eilanden. Vliegt van 500 tot 2000m.
Vliegtijd:
april, mei, juni, juli.
Status Europa:
Soort is thans niet bedreigd in Europa.
Status Benelux:
Verdwenen uit Nederland, tegenwoordig daar alleen als zwerver. Sinds 1966 verdwenen uit Vlaanderen, ook daar nu alleen als zwerver. In Wallonië kwetsbaar.
Trend en mate van voorkomen per land:
A. crataegi 7